Een weg is opgebouwd uit verschillende lagen. Elke laag heeft een functie: samen zorgen de lagen ervoor dat de weg niet zakt of scheurt.
Veel wegen zijn gemaakt van asfalt of straatstenen, die noem je klinkers. Dat wordt gedaan door stratenmakers. De diepste laag onder het asfalt of de klinkers is grind of gemalen puin, dat zorgt voor stevigheid.
Daarbovenop komt zand dat maakt de ondergrond vlak. Het gladmaken noem je egaliseren en daarvoor gebruik je een trilplaat.
Dan pas komt de laag met asfalt of klinkers, waar de auto’s over rijden.
Wegen maken en herstellen
Er zijn twee manieren om een weg te maken: met asfalt of met klinkers.
Asfaltwegen worden gemaakt met vier ingrediënten: stenen, zand, vulstof en bitumen (een soort lijm). Het asfalt is eerst vloeibaar en heet. Als het afgekoeld is, wordt het hard en glad.
👀 Kijkvraag Hoe houden ze het asfalt warm in de vrachtwagen?
Antwoord vraag
Alle vrachtwagens zijn geïsoleerd. Daardoor blijft alle warmte in het asfalt zitten. Het asfalt blijft drie tot vier uur warm achterin de vrachtwagen.
Klinkerwegen bestaan uit stenen. Die worden in patronen gelegd, dat noem je een legverband. Er worden legverbanden gebruikt om een straat sterker en steviger te maken. Bekende verbanden zijn hieronder te zien.
Soms raakt een weg kapot. Er ontstaan scheuren, kuilen of losse stenen. Dat gebeurt bijvoorbeeld door regen, kou of omdat er veel auto’s overheen rijden. Dan komen de wegwerkers om de weg te repareren. Eerst halen ze het kapotte stuk eruit. Daarna vullen ze het gat weer op.